Houten model van een ‘Hasselter’ turf aak

22/10/2022    

HOUTEN MODEL VAN EEN ‘HASSELTER’ TURF AAK

 

 

Fraai handgemaakt houten model van een ‘Hasselter turf aak’, uit de periode rond 1900 (bakboord en stuurboord). Lengte 136 cm. Hoogte 91 cm.

 

Turfschepen, ook wel ‘Aken’ genoemd, waren vroeger niet weg te denken uit het dagelijkse leven. Het bekendste turfschip was misschien wel het ‘Turfschip’ van Breda. Tijdens de ‘Tachtigjarige Oorlog’ werd op 3 maart 1590 onder leiding van de toen 24-jarige Prins Maurits, een 75-tal soldaten met een turfschip de stadmuren van Breda binnen gevaren. Naar een korte strijd werd het Spaanse Garnizoen aldaar deels gevangen genomen en deels op de vlucht geslagen. Het leidde tot de inname van Breda op 4 maart 1590 en was niet alleen een militaire, maar vooral ook morele overwinning voor de troepen van Maurits van Nassau, de latere prins van Oranje.

 

Turfstekers ergens in Oost-Nederland

 

Op veel plekken in Groningen, Drente en Noord-Oost Overijssel werd vroeger veen gewonnen. Deze veenwinning werd ook wel vervening genoemd. Het veen werd gestoken tot langwerpige ‘briketten’, die vervolgens op de kant werden gedroogd. De gedroogde ‘briketten’ noemde men ‘turf’. Je had de zachte turfbriketten uit de bovenlaag van het veen en uit de modderige onderlaag ontstonden de hardere ‘briketten’, het zgn. ‘amok’ turf. Deze werden bij gebruik in stukjes gebroken en dienden voornamelijk voor het aansteken ‘aanmaak’ van de oude kachels en openhaarden. Turf was in het verleden een goedkoop vervangingsmiddel voor het verwarmen van de huizen en bij het koken van het dagelijkse eten of het verwarmen van water.

 

Turfstekers voor hun armzalige woning, de zgn. ‘plaggenhut’. Ca. 1920

  

Om het turf van de plek van ontginning snel te kunnen vervoeren, werden in hoogtijdagen van de vervening kanalen gegraven. Het graven van die kanalen werd veelal gefinancierd door lokale turfbaronnen, zoals Baron van Dedem in het buurtschap Avereest, die in 1809 de ‘Dedemsvaart’ liet graven, een waterverbinding van het ‘Zwarte Water’ bij Hasselt tot aan de vecht bij Ane. Dit gebeurde destijds niet met baggermachines, maar door mannen met de schep voor ca. 1 gulden per dag. In 1850 passeerden al ruim 15.280 schepen de sluis bij Hasselt, veelal beladen met turf, kalk en landbouwproducten. Het kalk werd gefabriceerd uit schelpen, opgevist aan de Noordzee stranden en op de terugweg door de turfschepen meegenomen, om met turf tot ongebluste kalk te worden gebrand in de kalkovens Hasselt, Dedemsvaart en andere plaatsen in het oosten van Nederland. De kalk werd vervolgens toegevoegd als grondstof voor mortel.

De kalkovens te Dedemsvaart, die tegenwoordig dienst doen als museum.

 

Verder bekende kanalen zijn de Drentse Hoofdvaart (verbindingskanaal van het Meppelerdiep en de Reest in Meppel naar het Noord-Willemskanaal bij Assen), de Hoogeveensche Vaart (deze verbond het Meppelerdiep bij Meppel en de Duitse grens bij Zwartemeer). Ook in het dorp Westerhaar-Vriezenveenschewijk waar ik ben opgegroeid, werd een ‘Veenkanaal’ gegraven, die de verbinding vormde tussen de Engbertsdijksvenen en het kanaal Almelo-De Haandrik, een zijtak van het Overijssels Kanaal. Dit waren in de 19e eeuw de zgn. snelwegen over het water. De auto was nog niet uitgevonden in die tijd en de niet geasfalteerde wegen in Oost- en Noord-Nederland waren slecht begaanbaar, zelfs voor paard en wagen.

 Turfschip, rond 1900

 

Beladen turfschepen, lange tijd onlosmakelijk verbonden met de Drentse en Noord-Overijsselse geschiedenis.

 

Schepen waren daarentegen snel en kon veel goederen meenemen. Eerst werd vooral turf vervoerd, maar naarmate werden ook aardappels, bieten, graan, kalk en vee vervoerd in de schepen. De handel werd makkelijker en daardoor kwamen er ook meer banen bij. De economie 'voer' er wel bij. Ook steeds meer mensen lieten zich verplaatsen met het schip, de zgn. trekschuit. Dat was handig als je bijvoorbeeld op bezoek wilde bij je familie die verderop woonde. Er waren toen al dienstregelingen, zoals wij die tegenwoordig van de bus kennen. Één van de uitgestorven beroepen uit die tijd was de ‘scheepsjager’. Dat waren mensen die zich met paard(en) of op eigen kracht verhuurden om schepen voort te trekken tussen twee sluizen, bruggen of knooppunten van vaarwegen. Het beroep van scheepsjager stond niet hoog in aanzien.